A: Communicatie kan vijf hoofddoelen hebben, die we hierna kort uitleggen: Informeren, instrueren, overtuigen, motiveren en affecteren.
A: Informeren is het eerste doel. Informeren is neutraal; het enige doel is kennisoverdracht.
A: Instrueren is het tweede doel. Je legt dan iets uit aan een ander, zoals in een gebruiksaanwijzing. In de VS bijvoorbeeld staat in sommige gebruiksaanwijzingen van magnetrons dat je er niet je kat in mag stoppen. Je zou het per ongeluk maar doen.
B: Overtuigen heeft te maken met wat er in iemands hoofd gebeurt. Het gaat dus om de mening die je wil veranderen. Denk aan reclame, maar ook aan een betoog.
B: Wil je motiveren, dan wil je juist gedrag beïnvloeden. Reclames hebben vaak ook dit doel, naast overtuigen; bedrijven willen dat je hun product koopt.
B: Als je wil affecteren, dan wil je voornamelijk gevoel oproepen. Het hoofddoel van een roman bijvoorbeeld is vaak om op gevoel in te spelen. Maar ook goededoelenreclames werken graag in op je emotie.
A: Naast de vijf hoofdoelen van communicatie, kan communicatie ook subdoelen hebben, Deze kunnen allerlei vormen aannemen. Als er bijvoorbeeld op een uitnodiging staat: we willen graag dat u op ons event aanwezig bent, dan zijn de hoofddoelen informeren – er is een event, en instrueren: u moet op die datum en dat tijdstip op dit adres zijn.
A: Daarnaast heeft zo’n uitnodiging nog subdoelen. In dit geval wordt de uitnodiging gestuurd om mensen te laten weten dat ze welkom zijn, en dat hun klantrelatie wordt gewaardeerd. Het is goed om dit in je achterhoofd te houden bij alle schriftelijke communicatie die je uitzendt.