1.2 - Aspecten van de boodschap
1.2 - Aspecten van de boodschap
1.2 - Aspecten van de boodschap
De leerkracht zegt tegen Simon: ‘Daar ligt een potlood op de grond.’ Simon schiet direct onder de bank om het op te rapen.
Bij communicatie is sprake van een zender, een boodschap en een ontvanger. De zender is degene die zich uit. Hij produceert een bepaalde uiting, dat is de boodschap. De ontvanger is degene die de boodschap krijgt. Dit lijkt eenvoudig, maar in de praktijk komt er een heleboel bij kijken, ook als het gaat om een eenvoudige communicatieve situatie. Een boodschap, of die nu schriftelijk of mondeling is, komt dan ook niet altijd precies zo over als de zender deze bedoeld heeft. We leggen aan de hand van de voorgaande figuur uit hoe dat komt.
In een communicatieve situatie onderscheiden we aan een boodschap de volgende aspecten:
-
een zakelijk aspect
-
een appellerend aspect
-
een relationeel aspect
-
een expressief aspect
De boodschap Daar ligt een potlood op de grond heeft een zakelijk aspect: er is een potlood en dat potlood ligt op de grond. Dit is de gewone letterlijke betekenis van de zin. De leerkracht kan zijn uiting bedoeld hebben als een mededeling over de locatie van het potlood, maar waarschijnlijker is dat hij iets anders bedoelde: Raap dat potlood eens op. Zo heeft Simon de uiting ook geïnterpreteerd, want hij raapt het potlood op. Daarmee geeft hij gehoor aan het appellerende aspect van de boodschap. Het appellerende aspect van de boodschap gaat dus over wat de zender van de ontvanger gedaan wil krijgen.
De zin zegt ook iets over de relatie tussen de leerkracht en Simon, dus tussen de zender en de ontvanger. Een leerkracht kan zoiets immers wél zeggen tegen een leerling, maar bijvoorbeeld niet tegen de inspecteur die de klas komt bezoeken.
Verder heeft de zin een expressief aspect. Als je communiceert, geef je namelijk ook een bepaalde indruk van jezelf, of je dat nu wilt of niet. Als de leerkracht bijvoorbeeld een beetje chagrijnig is, dan hoor je dat mogelijk terug in de toon waarop hij de boodschap uit.
De boodschap van de leerkracht wordt door Simon opgevangen en geïnterpreteerd, en hij reageert conform zijn interpretatie van de boodschap. Als hij zegt Ja, ik zie het (en dat niet ironisch bedoelt), dan reageert hij op het zakelijke aspect van de boodschap, op de letterlijke betekenis. Als hij het potlood oppakt, reageert hij vooral op het appellerende aspect. Misschien denkt hij bij zichzelf: Jij moet ook altijd mij hebben. Daarmee reageert hij dan op een relationeel aspect van de boodschap. Als hij kijkt naar zijn leerkracht en denkt Wat een stuk chagrijn, dan gaat hij in op het expressieve aspect.
De reactie van Simon als ontvanger noemen we de feedback op de boodschap. Op basis van die feedback kan de leerkracht opnieuw een boodschap zenden. Samen met de eerder genoemde aspecten zijn er dus vier onderdelen aan een gesprek te onderscheiden: zender – boodschap – ontvanger – feedback, zoals te zien is in de figuur.
Wat in het schema buiten beschouwing is gelaten, is het non-verbale aspect van een uiting. In de praktijk is het non-verbale gedrag van spreker en luisteraar bepalend voor het overgrote deel van de communicatie. De gebruikte zin Daar ligt een potlood op de grond kun je bijvoorbeeld op verschillende manieren zeggen. Als de leerkracht dit met een boos gezicht zegt en hij wijst ook nog naar het potlood, dan is de kans groter dat Simon de zin opvat als aansporing om het potlood op te rapen.
In schriftelijke taaluitingen spelen aspecten als intonatie, nadruk of gebaren weliswaar geen rol, maar daar wordt de communicatie gestuurd door zogenoemde extralinguïstische middelen zoals accenttekens, onderstrepingen en cursiveringen.
Het voorbeeld van Simon maakt duidelijk dat een schijnbaar eenvoudige mededeling toch tamelijk complex kan zijn. Die complexiteit verklaart hoe het komt dat een luisteraar (of lezer) niet altijd precies datgene uit een boodschap haalt wat de spreker (of schrijver) heeft bedoeld: vaak wordt wat iemand zegt door de ander anders geïnterpreteerd dan het was bedoeld. Dat we elkaar desondanks vaak begrijpen (of lijken te begrijpen), is vooral te danken aan de intentie van zender en ontvanger om op één lijn te komen.
Literatuur
Schulz von Thun, F. (2010). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie (3e, herziene druk). Noordhoff.