1. Leefwereld in kaart

Om een goed beeld te krijgen van de leerwereld en interesses van een jongere is het van belang dit in kaart te brengen. Hoe zou jij dat aanpakken? Welke vragen/items horen daar volgens jou bij?

2. Patstelling tussen SWV en ouders

Ouders en het samenwerkingsverband vinden geen oplossing voor een thuiszittende jongere. De interventie die het samenwerkingsverband voorstelt, wordt niet geaccepteerd door de ouders. Er is een patstelling ontstaan.

  1. Welke mogelijkheden zie jij binnen het samenwerkingsverband?
  2. Welke gesprekken zou jij voeren?
  3. Welke deskundige(n) zou jij betrekken om weer een volgende stap te maken?
  4. Hoe betrek je de jongere?

Opdracht 3: Casussen

Lees de casussen hierna en beantwoord de twee vragen voor beide kwesties.

  1. Wat is de verantwoordelijkheid van zorg en wat die van onderwijs?
  2. Wie zou de regie moeten hebben?
Casus 1

Leerling, 13 jaar, havo/vwo-niveau, heeft geen énkele motivatie voor school. Hij vertoont daardoor storend gedrag in de klas, vecht en pest andere leerlingen. Hij kan het niet langer volhouden dan drie lesuren achter elkaar, en maximaal een dagdeel. Gym, tekenen enzovoort vindt hij ook niet interessant.

Hij heeft een bijbaantje. Hij vindt werken erg leuk en is goed in het werk dat hij doet. Hij wil graag kok worden. Een diploma halen vindt hij niet interessant. Door school werd hij vanwege zijn gedrag geschorst, en daarom zit hij nu thuis. Hij wil niet meer naar school terug.

Casus 2

Leerling, 15 jaar, is depressief en in behandeling bij de jeugd-ggz. Hij zwerft geregeld overdag op straat en komt naar school als hij zin heeft. Hij neemt af en toe deel aan de lessen, maar zorgt vooral voor veel onrust in de pauzes.

Ouders hebben geen grip op hem. De jeugd-ggz adviseert een interne behandeling. De leerling wil dit niet. Er zijn geregeld afspraken gemaakt met de afdelingsleider waarbij rekening werd gehouden met zijn dag-nachtritme, verkort lesrooster, enzovoort. Deze afspraken zorgen niet dat de leerling vaker naar school komt. Ouders verwijten de school dat ze ook niet meer weten wat ze nog kunnen doen.

4. Alternatieven voor reguliere scholen

Alternatieven voor reguliere scholen bieden veelal de mogelijkheid om je op allerlei gebied te ontwikkelen. Zij werken niet op basis van een cv, maar sluiten aan bij de interesses en talenten van de jongeren. Dat kan betekenen dat deze jongeren niet altijd een diploma halen.

  1. Wat is het verschil in benaderingswijze tussen deze aanpak en een reguliere school?
  2. Onderbouw waarom dit al dan niet een goede aanpak is.
  3. Wat kan het onderwijs van deze aanpak leren?

5. Zorgboerderijonderwijs

Een jongere zit thuis. Hij wil leren, maar kan dat niet in de sociale context van school. Een ideale oplossing zou zijn dat de leerling op afstand het onderwijs volgt en verblijft op een zorgboerderij.

Wie betrek je om dit te realiseren? Welke wetten, regels en instanties kom je tegen? En hoe ga je zorgen dat deze ideale oplossing gerealiseerd kan worden?

6. Niets

Een leerling kan niet naar school. ‘Niets’ lijkt de beste oplossing voor de leerling. De leerling kan eigenlijk alleen maar thuis op de bank liggen. Niets lijkt de jongere meer te boeien, alles lijkt te veel.

Wat kun jij als professional voor deze leerling, de ouders, de school betekenen? Is ‘niets’ doen een oplossing, of zie jij nog mogelijkheden?

7. Flexibiliteit

Een middelbare school heeft het onderwijs ingericht met roosters, groepen van dertig leerlingen en een jaarklassensysteem. Een jongere loopt vast. De oplossing binnen de school zou kunnen zijn dat deze leerling meer tijd, meer ruimte en minder belasting geeft. De school vindt het moeilijk om dit te realiseren en merkt op: ‘Hier kunnen we niet aan beginnen. Dit is niet te organiseren voor elke leerling.’

Wat doe jij? Op welke wetten/regels/mogelijkheden beroep je je? Welke gesprekken ga je aan, met wie, en hoe pak je die aan?

Laatste wijziging: woensdag, 31 mei 2023, 12:36