1. In dit hoofdstuk worden drie perspectieven op kwetsbaarheid en veerkracht benoemd: het bio-psychologische perspectief, het sociaal-agogische perspectief en het sociologisch-politieke perspectief.
    1. Beschrijf een casus en belicht deze situatie steeds vanuit een ander perspectief.
    2. Laat zien hoe de verschillende perspectieven tot verschillende handelswijzen van sociaal werkers kunnen leiden.
    3. Zouden de verschillende handelswijzen ook gecombineerd kunnen worden? In hoeverre is dit haalbaar? Wat zijn de voor- en nadelen van een gecombineerde handelswijze?
    4. Welke handelswijze spreekt jou het meest aan en waarom?
  2.  
  3. De leefwereld van mensen wordt wel onderverdeeld in een aantal leefgebieden.
    1. Geef drie praktijkvoorbeelden waarin problemen op het ene leefgebied doorwerken op een ander leefgebied.
    2. Het is niet altijd nodig om de problemen op alle leefgebieden aan te pakken om de situatie voor mensen weer hanteerbaar te maken. Geef per voorbeeld aan welke opties jij als sociaal werker ziet om de situatie te verbeteren voor de cliënt. Waar hangt het vanaf welke keuzes er uiteindelijk gemaakt worden in de hulp- en dienstverlening?
  4.  
  5. De laatste 25 jaar heeft een belangrijke verschuiving plaatsgevonden, waarbij sociaal werkers steeds vaker outreachend werken door mensen met problemen thuis, in de wijk of op straat op te zoeken.
    1. Waarom wordt outreachend werken wel een werksoort met een ‘hoge dilemmadichtheid’ genoemd (paragraaf 6.5)?
    2. Geef drie praktijkvoorbeelden waarin deze dilemma’s zichtbaar gemaakt worden.
  6.  
  7. In de casus van meneer De Bruin wordt gesproken over ‘onbenutte kansen’.
    1. Wat wordt hiermee bedoeld?
    2. In deze casus wordt steeds opnieuw met de vinger naar andere instellingen en professionals gewezen. Is dit terecht volgens jou? Licht je antwoord toe.
    3. Wat kunnen sociaal werkers zelf doen om eerder in beeld te komen bij (potentiële) cliënten en bij andere instellingen en professionals?