1. Mensen verhouden zich op allerlei manieren tot elkaar. In deze opdracht ga je na wanneer je kunt spreken van een groep.
    1. Stel: je zet in een drukke winkelstraat mensen die op dat moment over straat lopen, bij elkaar. Is dit dan een groep? Waarom wel of waarom niet?
    2. Als je vindt dat het geen groep is, wat ontbreekt hier dan aan?
  2.  
  3. Iedereen maakt deel uit van een of meerdere groepen.
    1. Kun je een voorbeeld geven van een groep waar je vanaf de aanvang bij betrokken bent geweest?
    2. Herken je een of meerdere fasen van groepsvorming van Tuckman en Jensen (zie het kader in paragraaf 9.3.2)?
  4.  
  5. Verklaar het diverser worden van de samenleving vanuit de theorieën over groepsvorming.
  6.  
  7. Het groepswerk in sociaal werk varieert al naargelang het doel dat ermee nagestreefd wordt.
    1. Noem ten minste twee doelen die voor groepswerk van belang zijn.
    2. Aan welke (doel)groepen denk je daarbij?
  8.  
  9. Waarom wordt in de inleiding van dit deel gesteld dat juist in het groepswerk de betekenis van democratie in de praktijk kan worden gebracht?
  10.  
  11. Waarom denk je dat zelfsturende groepen verantwoordelijk burgerschap bevorderen?
  12.  
  13. Bediscussieer de opvatting van de overheid dat zelfredzaamheid en participatie beter zouden gedijen in collectieve arrangementen dan met individuele interventies (zie paragraaf 9.6.2). Ben je het hiermee eens? Waarom wel of niet?
  14.  
  15. Zoek op internet naar communicatietheorieën. Je zult zien dat in veel theorieën verschillende lagen of niveaus in de communicatie tussen mensen worden onderscheiden. Welke verschillen in communicatieniveaus heb je gevonden? Geef aan wat hiermee wordt bedoeld.
  16.  
  17. Kun je voorbeelden geven van groepswerk waarvan je het wel en voorbeelden waarvan je het niet verantwoord vindt als dit door vrijwilligers wordt uitgevoerd? Bespreek de argumenten hiervoor met elkaar.
  18.  
  19. Zoek op internet naar instellingen voor intramurale jeugdhulpverlening.
    1. Welke jongeren worden hier geplaatst?
    2. Welke groepsgerichte benaderingen worden aangeboden?
  20.  
  21. Er is tegenwoordig veel te doen over pesten op scholen.
    1. Geef met behulp van theorieën over groepsvorming die in dit hoofdstuk worden behandeld een verklaring voor dit pesten.
    2. Kun je ook andere voorbeelden geven van groepsprocessen die een negatieve invloed hebben op de individuele deelnemers?
    3. Bespreek zo’n voorbeeld met elkaar en ga na hoe deze negatieve invloed teniet kan worden gedaan.
  22.  
  23. Zoek op internet voorbeelden van lotgenotenhulp. Ga met behulp van de theorieën over groepswerk die in dit hoofdstuk worden behandeld na waarom groepen met lotgenoten succesvol zijn.
  24.  
  25. Ga na of je de methodische principes van het groepswerk begrijpt (zie paragraaf 9.5.2) en zet ze daarna op basis van je eigen inschatting in volgorde van belangrijkheid. Wissel dit uit met je medestudenten en beargumenteer je indeling.