1. Mensen kunnen zich op verschillende manier in de civil society met elkaar verbinden. Noem vier verschillende manieren en illustreer deze met voorbeelden.
  2.  
    1. Op welke wijze ben jij zelf verbonden aan de civil society, met andere woorden: aan welke verbanden neem jij zelf deel?
    2. Beantwoord deze vraag ook voor drie andere mensen in je omgeving (geen collega-studenten sociaal werk). Interview hen hierover en start met een korte uitleg van wat de civil society inhoudt.
  3.  
  4. Mensen kunnen verschillende motieven hebben om andere mensen te helpen. Wat zijn jouw motieven om sociaal werker te worden?
  5.  
  6. Sociaal werkers worden wel ‘verbindingswerkers’ genoemd. Wat wordt bedoeld met deze term?
  7.  
  8. In onze maatschappij worden mensen op verschillende gronden buitengesloten.
    1. Geef hiervan drie concrete voorbeelden.
    2. Wat zou jij kunnen doen als sociaal werker om deze mensen weer in te sluiten? Beschrijf verschillende typen interventies.
  9.  
  10. Probeer van twee verschillende interventies een concrete inschatting te maken van de hoeveelheid tijd (in benodigde uren sociaal werk en doorlooptijd) die nodig zijn om je doel (mensen zich weer verbonden laten voelen) te bereiken. Welke factoren maken dat iets meer of minder tijd kost?
  11.  
  12. In de wijk waar jij werkt als sociaal werker wonen veel 80-plussers. Deze mensen raken in toenemende mate geïsoleerd, omdat zij minder mobiel worden en hun netwerk van vrienden en kennissen inkrimpt. Het sociaal wijkteam heeft besloten om vrijwilligers in te schakelen om te voorkomen dat deze groep mensen vereenzaamt. Hoe ga je dit aanpakken?
    1. Welke zaken moet je vooraf uitzoeken met betrekking tot je doelgroep?
    2. Wat voor soort activiteiten zou je willen organiseren?
    3. Welk type vrijwilligers heb je nodig om deze activiteiten uit te voeren?
    4. Hoe ga je deze vrijwilligers werven?
    5. Welke rol blijft er over voor sociaal werk op het moment dat het project goed loopt?