Inburgeringswoorden eerst?
Inburgeringswoorden eerst?
Zouden we
in een inburgeringscursus voorrang moeten geven aan de bijbehorende domeinspecifieke
doelwoorden? Als we bijvoorbeeld het inburgeringsonderwijs zouden organiseren
rondom een aantal nauw omschreven thema’s, lijkt het logisch dat in het
bijbehorende lesmateriaal de aandacht verschuift naar de woordenschat die
daarbij hoort. Laagfrequente, domeinspecifieke woorden komen dan vanzelf in
beeld als doelwoord: aansprakelijkheid, schade en
afsluiten (thema ‘verzekeringen’), keuring
en verzuim (‘in de ziektewet’), inschrijven, uitschrijven, adreswijziging
(‘verhuizen’), enzovoort.
Het probleem is hier dat de cursist
deze laagfrequente woorden zelden daadwerkelijk zal tegenkomen of gebruiken. De
vraag is dan hoe zinvol het is om er veel cursustijd aan te besteden: tegen de
tijd dat de griep werkelijk een keer toeslaat, is dat woord verzuim allang weer vergeten. Aandacht
besteden aan een aanvullende set domeinspecifieke doelwoorden heeft daarom
alleen zin als de leerder die woorden vaak tegenkomt en moet gebruiken, en dat
laatste niet in de verre toekomst maar op
dat moment. Als het leren van zulke woorden de plaats zou innemen van
hoogfrequente woorden, is dat hoe dan ook een verslechtering, omdat
hoogfrequente woorden veel voorkomen in zowel algemeen als domeinspecifiek taalgebruik. Dus
zowel in een krantenartikel of tv-programma als in een brochure van de verzekeringsmaatschappij,
de gemeente of het consultatiebureau. Ze horen daarom altijd voorrang te
krijgen in het onderwijs.