Zouden we in een inburgeringscursus voorrang moeten geven aan de bijbehorende domeinspecifieke doelwoorden? Als we bijvoorbeeld het inburgeringsonderwijs zouden organiseren rondom een aantal nauw omschreven thema’s, lijkt het logisch dat in het bijbehorende lesmateriaal de aandacht verschuift naar de woordenschat die daarbij hoort. Laagfrequente, domeinspecifieke woorden komen dan vanzelf in beeld als doelwoord: aansprakelijkheid, schade en afsluiten (thema ‘verzekeringen’), keuring en verzuim (‘in de ziektewet’), inschrijven, uitschrijven, adreswijziging (‘verhuizen’), enzovoort.
Het probleem is hier dat de cursist deze laagfrequente woorden zelden daadwerkelijk zal tegenkomen of gebruiken. De vraag is dan hoe zinvol het is om er veel cursustijd aan te besteden: tegen de tijd dat de griep werkelijk een keer toeslaat, is dat woord verzuim allang weer vergeten. Aandacht besteden aan een aanvullende set domeinspecifieke doelwoorden heeft daarom alleen zin als de leerder die woorden vaak tegenkomt en moet gebruiken, en dat laatste niet in de verre toekomst maar op dat moment. Als het leren van zulke woorden de plaats zou innemen van hoogfrequente woorden, is dat hoe dan ook een verslechtering, omdat hoogfrequente woorden veel voorkomen in zowel algemeen als domeinspecifiek taalgebruik. Dus zowel in een krantenartikel of tv-programma als in een brochure van de verzekeringsmaatschappij, de gemeente of het consultatiebureau. Ze horen daarom altijd voorrang te krijgen in het onderwijs.

Laatste wijziging: woensdag, 12 oktober 2022, 08:49